03 – Howard

Kunnen we in een verkeerde stad terecht komen? Kunnen we verkeerde mensen tegenkomen? De ijskoude nachttrein doorheen Rajasthan met zijn boerende, zuchtende, scheten latende bewoners heeft me onderkoeld. Kinderen die huilen en zingen, venters van “chai”, veters, ritsen en muziek. Het liefst ben ik onderweg, in een wereld van momenten, momenten als nooit terugkerende, eenzame, zeldzame gebeurtenissen. Een moment past zich nooit aan, je komt erin terecht, zonder na te denken en terwijl je je kan afvragen waarom of hoe je erin terecht komt, het moment is er gewoon.

“No pictures”, roept een man me kwaad toe. Ik fotografeer het belabberde plafond van de bus die mij naar mijn volgende bestemming brengt.

“Yes, you can”, zegt een jonge man en ergert zich aan het gedrag van de andere. Wat later steekt de ‘no picture’- man een sigaret op. De jonge man vraag heel moedig om te stoppen, wat eerst geweigerd wordt en vervolgens roept hij “no smoking” waarop de man stopt. Ik heb een busrit van 7 uur achter de rug en ik merk dat ik ze in de verkeerde richting heb genomen, dit is niet de bestemming die vooropgesteld heb.

Pas als ik na zeven uur bus Jaipur binnenrij, besef ik niet zoals gepland in de blauwe stad, Jodhpur ben. In mijn haast om de aansluiting van de bus te halen, heb ik het kleine verschil in stadsnamen niet herkend. Ik rij de ‘Pink City’ binnen en ontmoet Howard.

Hier begint een verhaal over vertrouwen. Howard stelt me voor mij te helpen. Hij heeft mijn verwondering opgemerkt en zal me helpen om een ticket voor Jodhpur te vinden. Maar eerst koopt hij bier voor mij en whisky voor zichzelf. Waarom ook niet, het is laat en ik wil een hotel en een treinticket voor Jodhpur. Deze stad is me te groot en te druk. Howard vind al snel iemand die kan helpen. Blijkbaar is het station gesloten en rijden ze me naar een reisbureau, waar ze me een ticket aan 800 roepies aanbieden uitgeprint op een A4. Die prijs lijkt me zo overdreven en ik vraag om me terug naar het station te breng. Ik ga wel zelf op zoek naar een ticket, maar ze rijden me naar een hotel en ze blijven aandringen om het ticket te kopen. Ik weet niet waar ik ben in deze stad. De buurt ziet er nogal ruig uit. Hoe kan ik weten dat dit een officieel ticket is? Een A4-tje zomaar afgedrukt? Al snel sta ik met een tweetal verkopers te discuteren en Howard staat aan de kant toe te kijken. Ik begrijp zelf niet waar al die mensen zich plots me bemoeien. Uiteindelijk stellen ze me voor om me naar het station te rijden. Een klein schrik bevangt me als ik besef dat ik mijn rugzak heb achtergelaten en ik zelf het kaartje met het adres van het hotel niet echt gecontroleerd heb. Ik wou geen westerse achterdocht laten blijken. De beleving word vreemder en vreemder als blijkt dat het station toch open is, het ticket echt, maar viermaal duurder dan een officieel ticket. Ik laat de verkoper van het ticket weten dat ik het ticket niet wil, waarop hij geërgerd wegloopt. En daar sta ik dan in Jaipur, zonder mijn rugzak en geen weet waar mijn hotel zich bevindt. Ik heb gelukkig nog mijn paspoort, mijn bankkaart en mijn zo bemind fototoestel. Ah wat, de rest kan ik hier terug kopen. Maar de moeite die ze doen om mij dit ticket te verkopen is ongelofelijk en plots verschijnt uit het niets mijn begeleider die me terug naar Howard in het hotel brengt. Ik wel wel 300 betalen voor mijn ticket, ze hebben er trouwens voor gewerkt.

Ik vertrouwde Howard en een beetje ontgoocheld zoek ik hem op in zijn kamer. We drinken samen in deze trieste omgeving. Hij wil weg uit dit land. Als christen wordt hij hier niet goed gehandeld. Ik drink bier, hij drinkt whisky, hij drinkt veel. Waarom wou hij me helpen? Waarom kocht hij me bier? Waarom al die moeite terwijl ik vanaf het begin aangaf dat ik nattigheid voelde? Hij lijkt me geen boef? Ik begrijp niet alle details? Was ik naïef?

– Als christenen moeten we elkaar helpen, legt hij me uit. En morgen heb ik een belangrijk examen dat er misschien voor zorgt dat ik het land verlaten kan. Door jouw te helpen, zal God mij helpen. Hij wil weg uit India, hier is geen godsdienst tolerantie zoals ze willen beweren. Hij moet hier weg en hij wordt alsmaar meer en meer dronken. Hij is verlief op een Hindoeïstisch meisje, maar dat kan hier niet. Het maakt hem kwaad. India is corrupt, hij wil hier weg. Hij is 33. Toch blijf ik twijfelen. Hij heeft een belangrijk examen morgenochtend en hij drinkt zich te pletter. Hij lijkt me zoals zovelen hier te overleven.

Hier zal ik een dekentje kopen voor mijn volgende treinreizen. Geen tweede onderkoelde treinreis meer voor mij. Van hieruit zal in verder trekken doorheen het toeristische Rajasthan tot in de woestijn.

Het liefst ben ik onderweg.

02 – Tien

Tien, heeft me de stad laten rondlopen. Onze ontmoeting was bizar. Een treinticket bekomen in Delhi is een hele opdracht, zeker als je het voor de eerste keer doet. Ik zit in het International Tourist Bureau als Tien naast me komt zitten. Het wachten duurt tergend lang. Dit lachend Vietnamees meisje toert hier al een paar maand rond en dus kent ze beter dan ik de klappen van de zweep. Ze is heel snel van begrip en als ze merkt dat ik twee wachtnummers in mijn handen heb, grist ze er één van onbeschaamd uit mijn hand. Eentje was al verlopen, maar ik hoopte dat de loketbediende het toch nog zou aannemen. Ze zal ons beiden zo snel mogelijk laten bedienen, verzekert ze me, en zo komt zij als eerste aan de beurt. Ik stond erbij en ik keek erna. Nu is ze niet zo scrupuleus en ze probeert de bediende uit te leggen dat het eigenlijk nu mijn beurt is, maar daar houdt hij geen rekening mee. Ze blijft met me wachten. Ik val voor haar beslistheid. Ik stel voor iets te eten of te drinken, maar dan herinnert ze zich plots dat ze een afspraak heeft. Ik neem afscheid en wil naar het toilet. Dat moet ze ook, goeie toiletten zijn schaars in Indië. We blijven dus samen wandelen en uiteindelijk zelf een ganse namiddag in delen van Delphi waar ik nooit zou zijn geweest. Ze wil me het Rode Fort laten ontdekken, maar ze vergist zich van metro en we komen terecht bij iemand die ze pas heeft ontmoet. Een bankbediende en vieren er een verjaardag waarbij de jarige helemaal ingewreven wordt met zijn verjaardagstaart. Ik weet niet goed waar ik terecht ben gekomen. ’s Avonds nemen we afscheid in de metro. Ze weet wat ze wil. Ja, antwoord ze. Ik ben gelukkig met wat ik krijg. Ik krijg ook meestal wat ik wil en zo niet maakt het me niet ongelukkig. Daarna gingen we elk zijn eigen richting weer uit. Ik blijf verbaasd over deze ontmoeting, over deze namiddag. Was ze me iets verschuldigd? Ik zal het nooit weten. Ze antwoord uiteindelijk met haar prachtige lach waarmee ze de hele wereld mee kan charmeren. Ze vindt Indië fantastisch en toont me enthousiast een resem foto’s. Ik wil proberen dit land met haar ogen te ontdekken.

Dit is mijn laatste avond in de hoofdstad vooraleer ik het land intrek. Een grootstad laat zich niet makkelijk lezen, daar heb je tijd voor nodig. Ik hou wel van de drukte van Delhi, van haar kleuren. Ik weet niet waar eerst te kijken.

Mijn trek naar het binnenland van Indië begint in Old Dehli Railway Station met zijn vele slapende, wegtrekkende mensen. Het station lijkt een groot vluchtelingenkamp voor een brandende stad. Het station is overgoten met mist, alsof de rook van die brand hier in het station opgeslagen wordt. Iedereen lijkt moe, vermoeid, uitgeblust, maar als ik lacht, krijg ik een lacht terug. Het is heel kil, de nacht sijpelt loom binnen, vele treinen hebben vertraging. Ook ik loop er vermoeid bij, zoekend naar een rustplaats voor de enkel wachturen die voor me liggen. Er zijn geen zitplaatsen in dit station, tenzij bij Mac Donald, alsof zitplaatsen, rustplaatsen een ongekende luxe is. Iedereen slaapt uitgedost in een deken op de grond. Waarom verkopen we onze eigenheid zo makkelijk?

May I have your attention, please? klinkt doorlopend tot mijn ergernis toe door de luidsprekers van dit station, maar ik kan amper begrijpen welke trein ze aankondigt. Luistert er eigenlijk wel iemand? Ik vergeet mijn treinticket in de McDonalds. Mijn besef valt pas een half uur later. Dat is een reden om als toerist te panikeren in India, maar het ticket ligt nog steeds op zijn plaats. Er volgen lange wachtende uren vooraleer mijn trein aankomt.

De trein loopt chaotisch vol. Ik wacht rustig af om mijn eigen plaats in te nemen, ik hou niet zozeer van die drukte, maar ervaar ze met een zachte glimlach op mijn gezicht. Als in elk station deze organisatie nodig is dan lopen we inderdaad grote vertragingen op. Langzaam smelt de chaos tot rustige snurkende slapers. Met pijn in mijn hart moet ik een slapende vrouw met kind wakker maken die op mijn slaapplaats ligt. Maar blijkt heeft ze een eigen slaapplaats. Die nacht vries ik bijna dood, ik had geen deken voorzien. De nachten zijn hier ijzig, dit is een vreselijke eerste treinreis. Ik ben onderweg.

01 – Onderweg

Het liefst ben ik onderweg. Een landschap aan me zien voorbij flitsen, niet wetend waar ik terecht zal komen. Toekomst, verleden, ze lossen op in dit moment, hun bestaan wordt onbenullig in deze stressloze verplaatsing. Een hora waarin de wereld gevoeld, gezien, begrijpen wordt. Geen eenzaamheid, enkel ontdekking. Het is fijn om vrij in deze wereld te kunnen rondlopen, ook al ben ik niet overal welkom, ook al is het niet overal voor me veilig. Ik kan me veel vrijheid veroorloven. Ik ben onderweg als vrije reiziger in de spiegel van mijn zelfbeeld. Ik ben onderweg in Indië.

Hoe beschrijf ik het best mijn eerste impressies? Ik ben Dehli, Oud Dehli. Ik voel me zo beïnvloed door de vele imponerende verhalen, beelden, kleuren, geuren, afschrikkingen en schoonheden die me in België werden voorgeschoteld, alsof ik hier al ben geweest. Maar hoe sterk kan verbeelding de realiteit evenaren. Maak ik mijn eigen reis of die gevoed door gesublimeerde beelden? Ik kan best een aantal dagen wachten op zoek naar woorden.

Of beelden? Onze ziel spreekt, glinstert, huilt en lacht via onze ogen. Mijn ogen die mijn reisende wereld opneemt, wordt vergezeld van mijn fototoestel in mijn hand. Zoals ik beslis om mijn woorden af te wegen, geef ik mijn toestel ook wat rust op deze reis, deze keer ga ik niet op zoek naar elk beeld dat mijn verbeelding tart. Ik denk hierbij aan de levensles die mijn eigen zoon op een van onze reizen meegaf: «papa, de beste foto’s maak je toch met je ogen». Die ogen, de toegangspoort naar de diepe geheime oceaan die in ons woelt, die voor onze ziel spreken, maken de beste foto’s van de wereld.

Old Dehli lijkt wel uit elkaar te vallen. Een wit stofferig substantie verspreid zich als sneeuw over de stad. De inhoud van een stofbom die de stad afsluit van de buitenwereld. Deze stad heeft geen focus, elektrische kabels zwermen als plantaardige schepsel boven me uit, zwerfplastic heeft het status van frisse bloemen overgenomen waartussen mensen zich neervlijen, de gevels huilen om hun vergane glorie. Ze kunnen hier alles reinigen, je oren, je haren, je neus, je hart, je ziel, je tong,… maar niet hun eigen omgeving die ik ledig aanschouw. Een man gorgelt naast me en spuugt een groene substantie op de grond. De kracht waarmee hij dit doet zou wel eens de hele stad als een kaarthuisje in elkaar doen vallen. Als de kilte van de nacht me overvalt en ik terugloop naar mijn hostel, merk ik de vele mensen die hun slaapplaats buiten aan het opmaken zijn. Ik verwonder mezelf bij de gedacht dat ik nu al geen aanstoot aan te neem. Of maak ik mezelf iets wijs?

Na een paar dagen word ik erin geluisd. Ik moet er hard om lachten, was ik hiervoor ook niet gewaarschuwd in België? Kunnen we bedonderd worden als we lachen? Ik voel me snel thuis in deze stad eenmaal ik vrij rondrij met de metro, en niet meer afhankelijk ben van de krioelende “tuktuks”, het wandelen doorheen de stad wordt aangenaam omdat de drukte in tegenstelling staat met de innerlijke kalmte die ik als toerist met me meedraag. Ik leg een zachte verwonderlijke open blik op wat ik zie, terwijl ik vertraagd, tegenover het Delhi’s ritme, door haar wandel. Wat voor ons chaos lijkt, is voor Indiërs een begrijpelijke organisatie, beweerd Simon, een reizende Deen op een moto.

Ik ontmoet Tien, een glimlachende oosterse kijk op de wereld, die ik vanuit mijn westerse hoek gadesla. Ze weet waar ze heen wandelt, ook al begrijpt ze niet elk moment waarin ik haar kort vergezel in deze reis. Enkel weet ik niet waar ik heen ga, maar ik maak er graag een spel van om verloren te lopen in het leven, alsof verdwijnen mijn ultime doel is. Ben hier om een brief te schrijven? Een brief aan mijn geliefde? Om in contact te komen met de wereld die ik achterliet? Ben ik hier omwille van verlatingsangst?

Bewustzijn, wat ons mensen onderscheid in dit leven, heeft geen genade. Het laat ons hart een paar pulsen meer of minder slaan of verlaat met een wervelwind ons lichaam om daar ergens hoog toe te kijken welke beslissing we gaan nemen om ze nadien terug te bekritiseren. Ik hou van Tien’s levendigheid, haar gemak om te bekomen wat ze wilt, de eenvoud om tot een keuze te komen.

Storen in Helsinki

Landen in Helsinki en afdalen naar het treinstation is aankomen in een betoverend landschap, een buitenaardse wereld, in de veronderstelling dat die van mij aards is. Het is al laat op de avond en het station is enkel bevolkt door mezelf, een koppel rond de veertig en een moeder met twee kleine kinderen wat verderop. Vending machines als voorlopers van onze robotten verkopen je hier alles, echter hebben ze hebben niet de intelligentie om mij de nodige uitleg te geven welk ticket ik van doen heb om in het centrum te geraken. Ik loop verloren tussen de namen op de citymap voor me. Ook daar heeft de machine geen antwoord op. Geen muziek in dit station, maar een zweverige tonaliteit. Ik bevind me in een zindelijke cocoon met slaperige tonen, die ik me bij een baarmoeder voorstel. Ik heb het gevoel me diep onder het water te bevinden, afgesloten van enig licht. Hier smelt het leven samen met de duisternis, hier moet men stil zijn.

Plots komen twee jonge tieners het station binnenlopen met een draagbare luidspreker en bruusk schrikken de baarmoederklanken angstig ineen door hun hitsige popmuziek. De verschijning van de jonge meisjes heeft ook de aandacht van het koppel getrokken. Geamuseerd beginnen ze te dansen, genietend van dit uniek moment. Vermaakt filmt de moeder dit blijkbaar uitzonderlijk moment van dansende mensen op tienermuziek alsof het een onverwachte voorstelling is. Maar niet voor lang, want abrupt uit het niets, alsof hij vastzat in een vloertegel, verschijnt een stationsmeester, uitgedost als een oorlogspara maar dan met een engelengezicht. Zijn zacht gelaat en lichaamstaal wijzen de twee tieners erop dat hun gedrag en muziek hier niet past. Dit alles in een vloeiende beweging, alsof hij zelf deel wilde uitmaken van de spontane choreografie. Het dansen stopt, de ijzige klanken van de zee keren statig terug in de cocoon, want dat was hun vredig toevertrouwd en niemand zal hun die eer afnemen. De kille tegels hebben stationspara terug opgenomen, wachtend om op te treden tegen een volgende verstoring van de baarmoeder.

Op weg naar het centrum vallen twee me reiziger op. De ene met een sigaret achter zijn oor lijkt me depressief. De ander groot en statig, lange lederen las loopt over van zelfbeheersing. Bij de volgende halte stapt hij rustig en kordaat de trein uit. Ik hoor arabische muziek, draai me om, alsof ik een rustig fluitende wind op een luidruchtig festival hoor, verlekkerd en verbaast, maar ik intimideer de man en hij zet de muziek onmiddellijk af.  Ik voel me vreemd. Ik ben hier een vreemdeling en om mijn gevoel te bevestigen zeg ik lachend dag tegen mijn buurvrouw als ik de trein uitstap. Misschien is dit wel mijn rol in dit spel, misschien is dit wel de rol van een vreemdeling, die uiteindelijk alleen maar vreemdeling is omdat de wereld hem zo bekijkt. Het mooie aan vreemdeling zijn, is dat je storen kan. Storen is niet iedereen gegeven, zelf niet de meeste vreemdelingen. Zouden we ons niet meer moeten laten storen?

En mijn avond eindigt in een Russisch restaurant, Blinit genaamd. Het sloot toen ik binnenstapte en ik vroeg de waard of hij een ander adres voor mijn honger had.
– You have cash? klonk het met een zwaar Russisch accent.
– Yes.
– Come in.
Hij serveerde me een borsh die ik opat al mijmerend over Louis, mijn wijlen vriend, verborgen zoon van een rus, een vriend des huizes, die hij zijn leven lang met meneer heeft aangesproken.

Het is laat en de stad is leeg. Ik wandel terug naar mijn hostel waar mijn nachtrust zal beginnen. Benieuwd wat Helsinki me morgen zal laten zien.

03 -Quang en Tao

Na mijn lading in de luchthaven van Thessaloniki neem ik een bus naar het centrum en stap ergens lukraak uit. Een goeie keuze zou achteraf blijken. Ik zoek een slaapgelegenheid en loop het eerste restaurant binnen. Ik vraag hen de weg naar een hostel dat ik via mail heb doorgekregen. Quang en Tao, eigenaars van dit Chinees restaurant kennen het hostel en beginnen druk te telefoneren. Blijkt dat ze deze avond geen plaats meer hebben, waarop Tao me prompt een kamer aanbiedt. Ze hebben ergens in de stad een klein appartement dat dienst doet voor de opvang van vrienden en kennissen.

Ik mag er de nacht doorbrengen tot ik iets anders vind. Maandenlang hebben zij gekookt in het park voor hun deur voor de toestromende vluchtelingen. De gastvrijheid van deze mensen is groot.

De vluchtelingen zitten hier in barre omstandigheden. Binnenin de tenten is het bloedheet, en het is er niet veilig voor vrouwen en kinderen. In bepaalde kampen werd al meerdere keren seksueel geweld en aanranding aangeklaagd tegenover kinderen en vrouwen. In andere kampen zijn dan weer slangen gesignaleerd. De kwaliteit van het voedsel, vaak zonder enige groenten, is erbarmelijk. Er heersen sociale conflicten en alleenstaande vrouwen worden er ook vaak van weerhouden om hun tenten buiten te komen. Meerdere keren kwamen de mensen in opstand om hun situatie aan de kaak te stellen, maar de kampverantwoordelijken, hoe goed ze hun werk ook mogen doen, hebben bitter weinig antwoorden. In Diaviata bekomen de vluchtelingen met hun protesten dat het brood vervangen werd door Arabisch platbrood. De kampen kunnen ook het hoofd niet geven aan de vele medische problemen. Nochtans beloofd de VN 20.000 zelfstandige woningen in Griekenland sinds december 2015, maar daarvan is weinig van te merken. Druppelsgewijs als compensatie worden sommige mensen of families in hoge nood naar een hotel overgebracht. In Diaviata is er één gemeenschappelijke ruimtes waar de mensen kunnen samenkomen. Het vuil slingert er vies rond. Er worden schaaklessen gegeven, terwijl luidruchtige kinderen rondlopen en families met kleine baby’s aan de hitte proberen te ontsnappen. Een onhoudbare situatie waarin frustraties en stress zich aan het ophopen zijn.

Ik heb een appartement gevonden voor de rest van de maand. Een kleine kamer die ik deel met anderen.
Mijn eerste week was een week van wachten.
Voor mijn vertrek had ik contact opgenomen met een lokale ONG, Praksis en een Deense organisatie die mij in contact brengt met een zekere Salam. Beiden konden wel hulp gebruiken. Doch bij mijn aankomst was de situatie in de kampen verstrengd. Bij Praksis kreeg ik te horen dat ze geen toestemming kregen om me in de kampen binnen te laten. Logisch dat iedereen niet zomaar binnen mag.
Salam houdt me een beetje aan het lijntje en geeft me dagelijks een andere afspraak. Ik heb hem uiteindelijk nooit gezien.

09 – Terugreis

Het wordt me meer en meer duidelijk hoe onze Europese Unie en haar Europese lidstaten Griekenland en deze vluchtende mensen laf in de steek laat. Kunnen we het met 57.000 mensen in de kampen nog over een vluchtelingen crisis hebben? Wat belet ons eigenlijk om hen binnen te laten in Europa? De schrik voor terrorisme? De invoering van de Sharia? Onze jobs? Het zijn allemaal redenen die makkelijk te weerleggen zijn. Het is onze verantwoordelijkheid om deze mensen een waardige opvang te verschaffen, maar de vluchtelingensituatie in Griekenland heeft al lang geen nieuwwaarde.

Straks komt er nog een bijkomend probleem voor de Griekse overheid. 60% van de mensen in de kampen zijn jonger dan 18 jaar en die zijn vanaf september schoolplichtig in Griekenland. De Griekse overheid heeft beloofd alle jongeren naar de dichtstbijzijnde school te sturen of in het geval dat niet kan een school in de kampen te bouwen. Toch rijst de vraag met welke middelen de Griekse overheid dit wil doen. Daarbovenop komt dat vele Griekse ouders en leerkrachten zich hiertegen verzetten, weliswaar niet om dezelfde redenen. De leerkrachten vinden dat ze niet opgeleid zijn om die kinderen en jongeren met grote taalachterstand op te nemen in hun klassen. De ouders bieden weerstand tegen de integratie van vluchtelingenkinderen in de scholen uit schrik voor dalend onderwijskwaliteit.

Europa heeft 83 miljoen vrijgemaakt om de vluchtelingen op te vangen en de relocatie uit te voeren. Maar de grote sommen geld aan grensbescherming, anti-vluchtelingen publicitaire campagnes binnen bepaalde lidstaten, veiligheidsmaatregelen staan in schil contrast met deze steun aan migranten.

Positieve informatie heeft minder overlevingskansen dan negatieve. Dit is inherent aan de manier waarop we met de wereld communiceren. Media zijn hier een voorbeeld van. De nieuwswaarde van samenwerking wordt overschaduwd door dit negatief klimaat.
Ik voelde me meer en meer geïsoleerd in mijn zoektocht en begrip.
Heb ik enkel nog Facebook om me uit te drukken?
Met wie kan ik praten?

Mijn laatste week in Thessaloniki. Mijn verblijf en steun was van korte duur. Ik ga de kinderen en de mensen, die ik hier ontmoet heb, missen. In deze laatste week vraag Pavlina, voorzitster van Antigone of ik niet bij hen wil logeren. Ik ben wat verast van haar uitnodiging. Ik ben niet altijd op mijn gemak om bij iemand te blijven logeren. Me aanpassen aan hun ritme. Met hen eten. ‘s Avond blijven praten. Maar ik ga in op haar voorstel. Ik voel me vereerd en de eenzame nachten worden ook voor mij te lang. Ik ga logeren bij Pavlina, haar man en hun dochtertje.

Ik moet langzaan denken aan mijn terugreis en me een ticket aanschaffen en dan verlies ik mijn portefeuille, identiteitskaart, betaalkaarten. Gelukkig heb ik mijn paspoort meegebracht en ligt die nog in mijn kamer. Mijn verzekering stuurt me geld dat ik ergens in een klein lokaal kruidenierswinkel uitbetaald krijg. Absurd. Pavilina betaalt mijn ticket dat ik haar cash terugbetaal. Je kan snel in moeilijkheden geraken.

Dit verblijf brengt zoveel beelden en gedachte naar boven die ik misschien wel nooit zal kunnen verwoorden.
Waarom? Ik weet het ook niet.
Misschien zijn ze wel fout?
Misschien zijn ze wel juist?
Was ik fout om naar hier te komen?
Ik was hier omwille van mezelf. Misschien zelf in de eerste plaats.
Over een week ga ik terug naar Brussel. Er is daar veel te doen.
Omdat hun reis niet eindigt met een verhuis.

Nog een laatste keer eten bij Tao en Quang.

Januari 2021

07 – Piepjong

Mijn interventies in Diavata begonnen moeilijk. De kinderen zijn in deze chaos hun structuur kwijt en ik heb geen materiaal voor iedereen. Ik merk de frustraties van bepaalde kinderen. Ik kan dit niet alleen, de kinderen zijn te onstuimig en ik heb schrik voor hun veiligheid. Ik voel de vele stress en geweld dat tussen hen heerst. Ze zijn heel snel gefrustreerd. Ik leer Rodrigo kennen, een Spaanse vertaler die het Arabisch machtig is. Hij helpt me de ateliers veilig te houden en de kinderen te kanaliseren. Beetje bij beetje winnen we vertrouwen, wordt het materiaal gerespecteerd en vechten ze niet onder elkaar om te mogen deelnemen. Ik probeer zoveel mogelijk iedereen hun moment te geven. Ze begrijpen dat de veiligheid voor elkaar belangrijk is tijdens de kleine acrobatieën. Ik slaag erin om enkele jongeren te leren jongleren, zelfs enkele volwassenen. Die momenten zijn onvergetelijk, trots komen ze telkens hun kunsten tonen.

Na een uur rijden vanuit het centrum van Thessaloniki komen we aan in het kamp Cherso. Sinds kort is er hier een nieuwe kampmanager. De situatie was hier verschrikkelijk onveilig. Aan de ingang van het kamp staat een bord met een uitleg wat te doen in het geval van een slangenbeet. De kampmanager wil de toestand verbeteren, maar een opstand kan hij deze week niet vermijden, slangen waren niet het enigste probleem. De aanwezigheid van de militairen is hier opvallend. Zij hebben hier een apart afgebakend terrein waar hun kantoren en opvangruimtes staan. Ik krijg een duidelijk gebaar: geen foto’s. Een Spaanse organisatie behandelt sinds kort de dagelijks de noden van kinderen: scholing, kinderopvang, enz. Hiervoor werd ook een speciale gemeenschappelijke ruimte gebouwd, omringd door een moestuin. Op de witte materiaal containers sieren vrijheidstekeningen. Dit is een duidelijke verbetering vergeleken met Diavata, waar er weinig samenwerking is tussen de vele organisaties en zodoende weinig overzicht van het aanbod. Antigone werd gevraagd om hier in Cherso dagelijks theaterlessen voor adolescenten te komen geven. De taak is hier iets makkelijker dan in Diavata omdat de Spaanse vrijwilligersorganisatie als tussenpersoon handelt en zo de de vele jongeren in de kampen proberen samen te brengen. Ze kennen de jongeren ook en gaan het kamp rond op zoek naar deelnemers. Toch blijft het moeilijk en elke dag ziet de groep er weer anders uit. Vele jongeren willen zich ook niet engageren omdat ze overtuigd zijn dat ze snel zullen vertrekken. In Cherso begint Antigone ook met Griekse taallessen, want weldra zal de schoolvakantie eindigen en al die kinderen worden schoolplichtig in Griekse scholen.

Tijdens onze theaterlessen komt een klein blond meisje telkens weer mijn aandacht vragen. Ze is heel zelfstandig voor haar piepjonge leeftijd, stink naar de pis die ze elke dag over haar eigen kleren plast. Kleren die ze elke dag, amper gewassen, terug draagt. Niemand is nog verwonderd over hoe dit kind aan haar lot wordt overgelaten. Haar ouders kunnen het niet meer aan.