Goedendag

Deze morgen werd ik ons atelier aangesproken in mijn eigen taal. Goedendag, meneer, en dat kleine woordje in een andere taal bracht wat vreugde in de keet. Het gaf me onmiddellijk de gelegenheid om een andere betekenis1 van het woord voor te leggen. En we kwamen terecht bij ons onbegrip voor folteringen. We griezelden van de zieke bedenkers van sommige horrorfilms. Of erger nog: de horror in historische films? Is het nodig om die gruwelijke echt gebeurde folteringen levensecht te verfilmen? Wie kan zulke wreedheden ook maar bedenken of uitvoeren? En dan was onze koffie op en ging het leven verder.

Het verhaal liet me niet los en bracht me bij een zwerver die bivakkeert voor mijn appartementsgebouw. Jaren geleden begon ik in Brussel die thuislozen te tellen. Ze vielen me plots op alsof ze uit de lucht kwamen vallen, maar ik kon ze nog op mijn ene hand tellen. Ik begon ze te fotografen voor een nooit afgewerkt fotoproject. Vandaag merk ik ze amper nog. Tellen heeft al lang geen zin meer. Ze zitten op straat zoals een schilderij mijn muur decoreert. En dan plots ergert het me weer, want het doet me beseffen hoe onze maatschappij op menselijke vlak faalt. Het bed onderaan mijn appartementsgebouw had vroeger een naam: een sloppenwoning. Ik vrees dat weinigen dit woord vandaag nog durven gebruiken, maar ze zijn er wel degelijk en dit al jaren. Voor sommige jongeren wordt dit de normaalste zaak van de wereld, ze hebben nooit anders gekend. Gisteren ging ik dan toch weer eens met mijn fototoestel naar buiten en nam twee foto’s van het sloppenbed. Het is geen fijn gevoel deze foto’s te maken. Ik doe het dan ook zo vluchtig mogelijk.

Deze morgen stapte ik buiten en merkte ik dat het bed weg was. De conciërge van het gebouw borstelde voor het gebouw. De netheid die ze creëert, is een verademing vergeleken met de rotzooi dat hier aan komt waaien of nagelaten wordt. We beginnen een gesprek, want ik merk op dat ook het bed van de zwever weggeborsteld blijkt te zijn. Dat doet ze blijkbaar wel vaker. Nochtans is hij geen slechte jongen, zegt ze zelf. Hij is, als ik het navraag, rond de 45. Ze heeft al veel ergere meegemaakt, maar hij is heel discreet en vriendelijk. Ik vraag me af waarom ze dit doet. Is dit niet het werk van de politie of sociale werkers? De druk van de bewoners uit mijn eigen gebouw blijkt groot te zijn. Dat moet moreel toch zwaar voor jouw zijn?, neem ik aan. Ze doet het niet graag. Ze heeft zijn slaapzak in een plastiek zak gestopt omdat hij niet nat van de regen zou worden. Ze sleept zijn bed om de zoveel dagen een paar straten verder. Maar hij komt altijd terug.

Ik kan er niets anders over zeggen dan dat dit pesten is. Mijn conciërge is een vriendelijke jonge dame. Geen woord kwaad over haar. Maar hoe snel stappen we over tot foltering?




1
https://nl.wikipedia.org/wiki/Goedendag_(wapen)
De goedendag was een stok met een uitstekende pin en een ijzeren ring, waarmee gestoken en geslagen kon worden.