Auteur: Filip
12 – Tuk Tuk race
11 – drie films later
Drie films later zal in Helsinki aankomen. Het schrille verschil kan niet groter. De rust in Helsinki, de goed georganiseerde aanschuiflijnen. Ik mis het chaotische van Indië al een beetje. Terug drie uur later zal in terug in mijn eigen buurt een steak friet vergezeld van een Triple eten. Het is kil, dat is ook normaal voor februari. Ik voel me plots weer een beetje alleen, de harde realiteit van dit leven neemt terug zijn plaats in. Welke sterren zal ik vinden in België?
Hoe voelt een reis aan na een aantal dagen terug thuis te zijn? Een reis waarvan ik het idee heb dat iedereen ze al beleeft heeft. Het fel bezochte en bekeken Indië. Het land waarbij we spontaan aan cultuur, schoonheid, kleuren en armoede denken. Waarbij is als eerste vraag krijg of het geen schok was. Het land van superlatieven. Waar onze vervuiling zichtbaar wordt. Meer mensen, meer kleuren, meer goden, meer glimlachten, meer zwerfvuil, meer vergane glorie, meer geschiedenis, meer verwondering, meer sterren, meer muziek, meer armoede. Een gigantisch pretpark. Meer lawaai, meer verkeer, meer touristen. Minder alcohol.
Het lachwekkende bureaucratische systeem van Dehli om een treinticket te kopen, waarbij je 2 uur in de rij wacht en meer dan 20 minuten bezig bent om alle papieren in te vullen. Het hoffelijk wachten dat niet iedereen meer respecteert, met het badwater weggegooid bij de onafhankelijkheid.
Ik vraag me meer en meer af of Indië een gecomprimeerd evenbeeld van onze maatschappij is, een toekomstvisie. Onze westerse vervuiling word zichtbaar in India. Ik denk aan vele verzamelplaatsen van onze voedselkoeriers in Brussel, meer zichtbare daklozen, onze eigen segregatie dat we ontwikkelen. Terug in België verteld me iemand, die vaak naar Indië afreist, dat mensen hem minder aanspraken. Iedereen zit meer en meer op hun eigen smartphones.
Hier terug in België staat mijn wereld echt weer op zijn kop en wordt het me nog meer duidelijk dat ik niet weet waar ik heen ga.
10 – Herinneringen
Welke keuzes maken we in onze herinneringen, de achtergebleven restanten van onszelf in het verleden, een web van beelden, woorden, geuren, gevoelens en emoties, fragiel aan elkaar geknoopt, met gigantische hiaten. Waar knopen we aan?
Herinneringen aan de schoonheid van de kleurrijke gewaden van vrouwen en mannen, hun decoratieve smaak, toeristen iets proberen te verkopen, de restaurants, hun muziek, hun armoede, de Blauwe Stad, Jophur rooftop cafés. Weg van het drukke straatbeeld, waar ik een heerlijk overzicht krijg over de stad. Een verademing tegenover het drukke geharrewar beneden in de straten, waar niemand rust is gegund. Indiërs geven me de indruk weinig aan openbare rust te besteden. Parken of zitbanken kennen de steden amper. Rustige cafeetjes waar een tijdje blijft hangen ook niet, dit is enkel voor toeristen. Het lijkt wel Indiërs geen rust gegund is in hun steden. In hun tempels misschien, via hun Yoga, rust als een wondermiddel, en dan nog…
De gigantische rotsbokken van Hampi alsof ruziemakende goden die naar elkaar hebben gegooid. De uitnodigende woestijn die het dorstige leven tot haar neemt. Platte landschappen vanuit mijn treinreizen die me aan Brugge doen denken. De grootsheid, de zachtheid van de landschappen, de frisheid van de rijstvelden. Het vegetarische van het Hindouisme.
De geschiedenis van dit land leest als een trilogie van een fantast in zeven delen met veel vergane glorie. Ze zitten soms werkelijk in hun eigen vuil. Tom, leraar engels uit de Verenigde Staten, vraagt zich af wat er zou gebeuren indien de volledige bevolking van Canada (evenveel als Dehli) gecomprimeerd in een stad als Delhi zou leven? Volgens hem zouden blanken deze compressie, deze drukte, deze ophoping niet verwerken. Witte mensen zijn veel agressiever volgens hem. Wandelen buiten de toeristische centra van de Indische steden geeft een harder beeld van deze samenleving. Vooral ’s avonds en ’s nachts, temidden van de stoffige staten, de luidruchtige tuktuks en vele auto’s met hun uitlaatgassen, het straatlawaai, het zwerfvuil en de vele daklozen in hun slaapstraten als beesten op een vuilnisberg.
Tsjai, tsjai, tsjai, het nationale drankje verkoopt hier als witte broodjes. In een station moet ik mijn treinticket kopen via een vending machine. Met ongeloof merk ik dat er naast elke machine een man staat die je helpt om het treinticket te kopen en dan een bundel geld uit zijn zakken haalt zak want de machines hebben geen wisselgeld. En dan die korte bezems om al zitten het stof buiten te vegen.
09 – Een ondergrondse wereld
Een maand nadat ik nieuwjaar heb gevierd in New Delhi ben ik terug in de hoofdstad. Hetzelfde jeugdhotel. Mijn laatste wandeling in de buurt. Idem als een maand geleden. Straks in Brussel zal in moeten nadenken en werken aan mijn nieuwe uitdagingen. Waar zal ik heengaan? Where do you go?, was een veel voorkomende vraag in Indië. I don’t know, do you? Was mijn antwoord. Maar misschien is dat ook wel goed. Het brengt me naar streken waar ik nooit ben geweest. Doet het me kijken waar niemand naar gekeken heeft.
Ik besteed mijn allerlaatste dag met een zoektocht in New Dehli naar een nieuwe lens en ik kom in een ondergronds winkelcentrum terecht waar je nauwelijks het bestaan bovengronds zou kunnen inbeelden. Een kluwen van kleine winkeltjes en het krioelt er van mensen, verkopers, koper, koeriers die hopen op hun aandeel. Hier geen toeristen. Sommige Indiërs voelen zich ongemakkelijk mij hier met mijn fototoestel zien rondlopen. Niet voor eventuele foto’s, omwille van diefstal. Ik denk dat het allemaal een beetje overdreven is, mensen nu niet eenmaal angstige wezens. Ik ontdek een heel ander deel van New Delhi. Een wereld waar mensen krioelen in een ondergrondse met afgedankte computers. Mensen die alles verkopen en repareren. Wat gebeurt hier eigelijk? Alsof een geheime vennootschap bezig is met iets wat de wereld niet mag weten, waarin ik rondloop met een onrustig kloppend hart. Een koerier brengt me dieper en dieper in deze wereld naar een hersteller. Hij kan mijn lens herstellen maar enkel tegen morgen ochtend en dan zit ik al lang terug op mijn vliegtuig naar België. En dan overvalt me toch een beetje angst, want ik moet mijn weg terugvinden uit dit doolhof.
08 – Aiswarya
Hoe vind je je weg in een land met no bus numbers, no street names, no street numbers, no… Dit is het land van no time, no name, no problem.
Halverwege mij reis, bedenk ik me dat het fijn zou zijn om ook in België een nomadisch leven te leiden. Rondtrekken bij vrienden en van daaruit werken, meer tijd met Louka besteden. Louka vroeg me ooit op een reis, wie ga je als eerste contacteren als je terugkomt?
Een lange bus-en treinreis brengen me in Mysore. Hier hou ik eventjes halt. Misschien overnacht ik hier wel, maar uiteindelijk doe ik het niet. Ik kan vanavond een bus nemen naar Kochi (Alleppy bleek op dit uur niet meer bereikbaar). Maar achteraf bekeken ben ik blij met mijn bestemming. Ik laat de gele koeien, het gigantisch paleis en het tempelbezoek achter me in Mysore en vertrek terug verder per bus, alsof een zekere onbevredigdheid me beheerst. Verder en verder naar het zuiden. Ik heb ongeveer het hele land doorgereist. Als de bus door een gigantisch woud rijdt, vraag de chauffeur me vooraan plaats te nemen. Als enige buitenlander in deze bus krijg ik het voorrecht het woud door de nacht vanop de eerste plaats te bewonderen. Dit alles gebeurt op een vreemde manier, plots komt de busbegeleider me halen en zegt mee te komen vooraan in de bus zodat ik het woud beter kan zien. Hun eenvoudig besef om deze schoonheid met mij te delen, treft me.
Kochi is een aangenaam koloniaal klein stadje aan zee. Toeristisch want hier liggen de fameuze backwaters. Binnenmeren en kanalen. Ik huur een scooter en wring me zoals een Indiër doorheen het verkeer, wat vooral ’s nachts een inspanning is, je tussen de vele vrachtwagens en bussen wringen. In principe rijden ze links, maar niet altijd. Soms met drie naast elkaar en als brommer zal je het geweten hebben: een voorbijstekende bus op jouw rijweg neemt voorrang. Op de koop toe verbranden ze ’s nachts allerlei afval langs de weg en krijg je niet alleen uitlaatgassen, maar ook nog chemische rook te verduren.
Toch is het een aangename namier om de streekt te verkennen en ik ontdek een Hindou viering. Aiswarya, een negentienjarig meisje is dolgelukkig enthousiast als ze me opmerkt op deze viering. Ik wordt uitgenodigd aan hum tafel om mee te eten. Ze wordt euforisch als ze met mijn handen ziet eten uit een bord van een bananenboomblad. Ik hou van hun gastvrijheid, hun eenvoudig geluksgevoel.
07 – Eenzaamheid
Eenmaal je Indië leert ontdekken lijkt er geen einde aan te komen. Ik heb er busreis van twee dagen op zitten. Het landschap verandert vaak. Van landbouwgronden, grote open velden met veel bomen, af en toe grote meren, met kleine broccoli-boomjes, boompjes met kruinen als vuurwerkbollen die uit de lucht dwarrelen alsof ze vuurwerk willen nabootsen .
Tussen de adembenemende roze en rode gigantische rotsblokken van Hampi liggen donkergroene velden, bezaaid met een goudkleurige aroma van de zon. De rijstvelden verbergen de gigantische watermassa die hun herbergt. Tussen al dat adembenemend schoon liggen ook heel veel guesthouses en yogacentra en bij het vallen van de avond kom ik hier iets eten. Vanuit dit terras kijken we niet uit op een rivier of de zee, maar op een felgroene rijstveld omringd door rode rotsblokken op de achtergrond.
Het is wat het is en ik drink een glas bier, geserveerd in een koffiemok. I’m selling secretly, zegt deze barman uit Hampi. Hoe opgewekt en communicatief ik rondliep in Shattigharth, hoe gesloten ik ben in Hampi. Ik pas me moeilijk aan aan deze westerse toeristen omgeving. Toch voelt het fijn aan een plek te vinden waar je kan neerploffen. Hier kan je rustig lezen, schrijven, op een terrasje zitten. Het beste in het leven is om zich steeds weer te laten verassen. Ik kan me maar beter laten verrassen. Niet zo zeker van of ik hier altijd open voor sta. De nacht valt over Hampi. In dit prachtig sprookjesland bevolken de moderne hippies, evenwichtige yogi, of yogi op zoek naar evenwicht, Frank, avontuurlijke rockers, romantische koppeltjes, een verloren gelopen reizigers als ik, de terrasjes waar de jaren ’70 nog niet verloren zijn gegaan en de tonen van de The Doors uit de boxen vallen. Hampi wordt donker. Geen groene rijstvelden meer, de trotse naar de hemel reikende palmbomen, haar rode rotsen die dit dal omringen. De met stekels bedekte tempels verdwijnen bij de afwezigheid van de dag. Plots komt een politie patrouille hier iets eten, en ik zal de rest van mijn bier niet meer krijgen.
Als de nacht elk omgevingsbeeld heeft onttrokken, wandel ik wat rond in dit toeristisch straatje. Een eenzaam gevoel overvalt me tot ik terugwandel naar mijn guesthouse doorheen een niet verlichte aardeweg van dit heuvelachtige gebeid. Hier is plots niemand meer, enkel mezelf, de aardeweg, de bomen, de rotsen en een gitzwarte nacht. Een duistere nacht die mijn eigen donkerheid wegkaapt. Een duisternis die reikt aan andere werelden. Verlicht, versiert door kleine lichtpuntjes, die wij sterren noemen. In deze duisternis ebt mijn eenzaamheid weg, hier ben ik enkel alleen. Alles is nu zwart, weg, alsof ze vergeten zijn te bestaan. Onttrokken door de obscure. De nacht trekt een zwarte muur op en verbergt al die pracht. Hier wordt pret gemaakt, pret beleefd, jeugdige pret, tussen jongens en meisjes, meisjes en meisjes, jongens en jongens,…
Ik zit op een veerboot aan de Thugnabadra rivier in Hampi te wachten tot hij volloopt om over te steken. Er zijn twee veerboten die op en af gaan en terwijl we zitten te wachten, gaat een van die veerboten tot tweemaal toe leeg terug. Niemand begrijpt er iets van, maar zo is het nu eenmaal. On ne va pas se prendre la tête!, zou mijn Portugese restauranthouder in de rue van Aa zeggen.
Een man met zijn zwartgeklede harem bezoek net zoals ik de Krishna Tempel. Op zich geen wonderbaarlijk nieuws. Maar tijdens mijn bezoek en tot aan het einde tot de voltallige familie in hun gigantische jeep is geraakt en ik mijn schamele huurfiets heb teruggevonden, merk ik dat één van de vrouwen me vanachter haar sluier me in de gaten houdt, waar ik ook stond, ik voelde haar staren, ik zag haar staren. Ik lachte haar toe om ijs te breken, ze lachte terug en bleef me met haar ogen volgen.
06 – Shining Monkey
Ik besef plots dat hier geen bus meer vertrekt naar de stad waar ik verblijf. In ben in Chitrakot, een filmisch decor met een waterval. Ik zit op één van se vele straatshops en vind wat tijd om te schrijven onder de nieuwsgierige aandacht van een jongetje dat net van school terugkomt. Ik vraag hier of er nog een bus is, en ze knikken neen. Ik ben niet zeker wat ze bedoelen. Plots hoor ik een bus vertrekken en vliegensvlug raap ik mijn spullen bijeen en loop de bus achterna. Ik stap op, maar iets verder moet ik uitstappen. Deze bus gaat helemaal mijn richting niet uit. Nu wordt het me echt duidelijk: er is geen bus meer terug. Op deze site is ook geen overnachting mogelijk. Plots komt het schooljongetje op me af. Hij brengt me mijn fototas met al mijn fotomateriaal en schrijfsels. Dat was ik in mijn haast vergeten in de straatshop. Ik besef mijn grote geluk maar weer eens en uit het niets komt een jonge man op me af en stelt me een lift voor met zijn grote jeep. Mijn zoektocht om naar de stad te geraken wat hier niet ongemerkt gebleven en zonder ik het zelf besefte wat het de ronde gegaan. Een grote chaos aan de buitenkant, maar bijzonder georganiseerd. Chaos is nooit chaos vanuit het standpunt van de wanorde.
Indië dat ik ontdek heeft veel weg van een pretpark. Hoe anders kan ik Indië bekijken met hun 5000 goden, waarvan één ervan een Shining Monkey God is, met zijn eigen «monkey» tempel. Of slapende heilige mannen die vanuit hun liggende houding op de grond een aalmoes vragen voor een foto met een Holy Man. Dit land heeft een pensioen opgestart om oude Heilige Koeien op te vangen, maar vrouwen dragen de lasten van zware hete asfalt op hun hoofd. Kasten zijn hier nog een traditie, maar daar merk ik weinig van. Ik loop een cinema binnen om ‘Tiger”, de film van het jaar te zien, waarbij het publiek roepend en gillend de film volledig beleeft. En als Indië verheerlijkt wordt, voel je het nationaal gevoel bij het publiek. In India heb ik vaak over eerlijkheid gesproken. Toch denk ik niet dat ze echt zo’n bedriegers zijn zoals ze zelf ook beweren, omdat vreemdelingen hun dat steeds voorhouden. Ze proberen ook maar te overleven. Het is hun manier van handelen. Ze spelen en ik speel mee. Het maakt mijn reis veel aangenamer. Ze bekijken je strak met hun gitzwarte ogen aan. Ze staren zoals de zon met een loep een bussel hout zou doen branden. Dan glimlach ik hen toe en soms glimlachen ze terug. Maar soms ook niet, zoals de vrouwen en mannen die ik in verlaten gebieden tegenkwam in Shattisgharth. Ze spelen en ik speel mee.
De watervallen van Jopalpur. Het is momenteel het droge seizoen, hoe zou deze streek er tijdens het regenseizoen uit zien? Groen, vochtig, kleurrijker? Ik strand in Kutry. Bestemming was het krokrodillenpark, maar de politie houd ons tegen. Terroristen zouden de streek namelijk onveilig maken. Ik probeer meer te weten te komen, maar dat lukt me niet. Het park is ontoegankelijk. Ik wandel in het tropische woud van Kutry. De grond is droog en rood, alsof ik op een ader van de wereld loop, dicht bij zijn hart. Ik loop een dorpje binnen. De gekleurde groen-blauwe huizen huizen strelen mijn oog. Ik doe iets vreemd. Ik zet me neer onder een boompje in het dorp en begin daar te schrijven. Was hier een terrasje geweest, had ik me daar zeker neergevlijd. Er wordt eerst een man op me afgestuurd om te zien wat ik hier kom doen. De bewoners hadden al argwanend naar me gekeken toen ik door hun aarden straten langs hun huizen liep. Heel langzaam komen de anderen dichterbij. Ik leer twee kinderen jongleren.
Zelf de koeien verkleden zich hier. In Hyderabad kan ik niet omkijken naar de vele van kop tot teen gesluierde vrouwen. De vele kleuren op de gewaden van de vrouwen trekken hier weg naar zwart. Een bizar gevoel in een toch gekleurde stad. Af en toe voel ik vrouwen vanonder hun gewaard staren en ik vind dat niet eerlijk. Waarom mogen zij mijn aanstaren en ik hen niet.
05 – Frank
Er zijn weinig niet-Indische toeristen in Shattisgharth. Frank en ik vallen op in deze grote massa rondtrekkende mensen. Dit is Franks zesde reis doorheen Indië doch voor de eerste keer in deze streek. Hij zoekt een moto om door het land te kunnen reizen, maar hij heeft zich misrekend. Het is hier veel minder toeristisch en dus zijn de voorzieningen niet zo als in de toeristische streken. Het word on ook duidelijke als we een hotel zoeken. Er zijn er , weinigen hebben de toelating hebben om buitenlandse toeristen te ontvangen. En zij die dat wel hebben vragen exuberante prijzen die wel 6 maal hoger liggen dan in de toeristische streken. Ik zal 5 dagen lang met Frank optrekken, maar ik had me hem als van de eerste dag hem van me willen afschudden. Wat ik niet ontkennen is dat Frank me door deze streek loodst op een manier die ik zelf niet zou doen. Het zoeken naar een hotel ging met zijn tweeën ook wat makkelijker. Frank is nogal een zeurpiet. Een arbeider uit Frankrijk met een diplpoma bilologie op zak. Hij legt voetbalvelden aan en kan zo makkelijk een gans seizoen reizen. Hij zanikt dat hij geen moto vind, hij zanikt over de slechte wegen en dat de hobbelige busritten vreselijke zijn voor zijn slechte rug. Na zoveel jaren en nog steeds niets veranderd. Ze bouwen nog steeds scharminkelig, de tarmac voor de wegen wordt door vrouwen met kleine emmers naar de werken gedragen. Ze stutten hun huizen met bambou. Ze bouwen hun huizen zelf, maar ze kunnen morgen in elkaar vallen. Alles wat ze bouwen valt in duigen nog voor dat het af is.
De Indiërs die ik tegenkom zijn minder kritische. Ze zijn trots op hun nieuwe grote leider die welvaart voor alle Indiërs brengt, aldus Jitish Verna, een Indiër die ik ontmoet langs prachtige watervallen van Japalut. Ik zie ook watervallen in Kutusmar. Ik kom ook in de grotten van Chitrakot. Hun leider wil iedereen een toilet en een bankrekening geven om de armoedesteun op te storten en hiermee de corruptie onderuit te halen. Het zijn de Engelsen die Indie beroofd hebben, ook al hebben ze hun land uit het tribale gehaald, treinen gegeven, geïnvesteerd in Indie, het engels hierheen gebracht, ze hebben Indië beroofd. Op het verhaal van Howard reageert hij afwijkend. Moslims hebben hier te lang geregeerd. Zij en de Christenen hebben schik, want hun leider wil verandering. In Jogpalpur kom ik een jeugdleider tegen die met zijn jongeren het beeld van hun leider afstoft. Trots want hij wil Indië proper maken. Zullen die paar stofborstels het verschil maken. De Engelsen mogen hier dan wel jaren geregeerd hebben, hun queri discipline hebben ze niet overgeleverd aan de Indiërs. Wachten een lange rij kan een vervelende zaak worden in Indië. Wachten op een busticket. Of een bus opstappen. Frank kreeg er een punthoofd van. Hoe vaak heb ik hem niet mensen horen aanvallen in zijn vulgair frans taaltje. Hij kon er ook niet mee weg dat ze steeds mensen ronselen en dat ze hierdoor hun eerlijk deel in de verkoop krijgen. Zo werkt het hier. Maar is dat zo verschillend van ons systeem, met makelaar, avocaten en weet k veel van officële tussenpersonen. Zo werkt het bij ons, zo werkt het hier, Frank. Soms moet je dat gewoon een beetje aanvaarden. Dat ze eens echt werk maken van vuilnisbakken, een modern afvalbeleid, waterzuivering, zegt Frank met draaiende ogen. Hij gelooft allang niet meer in deze verandering. Soms vraag ik me af waarom Frank naar Indië komt als hij er zoveel in hekelt. Ik erger me rot aan zijn zagerige houding en zijn agressiviteit. Hij vergroot de gebreken van dit lang met zijn westerse superioriteit. Hij verwacht ook dat zijn wereld niet veranderd, het mag niet duurder worden. Hij blijft verwachten dat ze kamers voor niets verhuren. Maar hij heeft ook gelijk dat de stijgende prijzen niet voor propere kamers zorgen. Of betere bussen en wegen. Ik zie vrouwen op blote voeten, in gekleurde prachtige gewaden zand op hun hoofd naar de wegenwerken dragen. Ze smeten asflat in kleine tonnen langs de weg en spreiden die handmatig over de nieuwe aan te maken wegen. Het lijkt wel dat de weg weer stuk zal zijn nog voor hij af is. Maar Frank is onnodig agressief, hij maakt zich kwaad op hen. Snauwt hen af. Dat maakt mij ongemakkelijk, ergert me mateloos. Ik merkt dat Frank veel rustiger wordt eenmaak hij zijn joint heeft geblowd.
Ok, ze zijn opdringerig en als buitenlander zal je zeker wel een paar roepies meer betalen. Ze vragen honderd keer waar je vandaag komt of proberen je iets op te leuren. Ik kan zijn agressief gedrag niet meer aan en in Hampi zullen onze wegen scheiden.
04 – Bhoomi
Het liefst ben ik onderweg, en ik onderneem een treinreis van 20 uur lang. Ik wil weg uit Rajasthan. Ik was aangekomen in Jaisalmer, en zoals zoveel toeristen de woestijn ingetrokken. Ik zat op de vele dakterrasjes in al de gekleurde steden die ik bezocht. De vele tempels, de vele heilige mannen, de aapjes. De paden die toeristen belopen. Een paar keer kreeg ik het aan de stok met jongeren en oude hindoes. Een groep jongeren wou niet dat ik een bepaalde straat insloeg en een andere kant van de stad wou bezichtigen. Dreigend achtervolgden ze me met hun moto. Gelukkig was er daglicht, maar ik keerde toch op mijn passen terug. Een andere keer kreeg ik een heilige bloem in mijn handen gedrukt. Ik nam ze aan in mijn linkerhand en dat werd helemaal niet aanvaard. Een eenmaal werd ik bijna aangevallen aan een heilig meer. Ik weet zelf niet meer wat ik gedaan had, maar het is niet moeilijk om fanatieke heiligen uit hun schelp te halen. Het is allemaal een beetje hypocriet. Waarschijnlijk zijn ze wel gelovig, maar ze halen ook veel munt uit deze toeristische trekpleisters. Dit zijn anekdotes uit de vele mooie verhalen die ik hier mocht beleven. Maar ik ben hier niet alleen om deze show te zien en neem een volgende trein zo lang ik maar kan, richting Shattisgharth.
De landschappen, de kleuren, goudgeel, blauw, oranje trekken vredig aan mij voorbij. Door de ramen met tralies valt de winterse Indische zon. Vele mannen zitten op oude versleten banken, opgeslorpt door hun telefoons, sommigen slapen, sommigen spelen kaart. Bij het binnenrijden van de vele stations krijgen de geluiden van de steden de bovenhand. Leurders lopen af en aan. Bedelaars proberen ook hun deel te bekomen.
Mijn reis wordt halverwege onderbroken om op een aansluiting te wachten. Ik ben de enige buitenlander in dit station. Dit is een grote verandering sinds ik vertrokken ben uit Jaisalmer. Dit voelt goed en vreemd aan. De toeristen werden vervangen door Indische toeristen. Een politieagent verkleedt zich in het openbaar in deze wachtzaal. Een man zonder benen schuift over de grond en moet het opnemen tegen een hond om zijn banaan te beschermen en ondertussen stopt de mechanische stem geen ogenblik alle treininformatie af te ratelen. My I have you attention please…
De lens van mijn fototoestel breekt onderweg. Het kan niet meer scherpstellen. Hij blijft in macrostand steken. Soms door hard te schudden kan ik een andere focale lengte krijgen. Eerst word ik er zot van, maar al snel laat ik het aan mij voorbij gaan en probeer ik op een andere manier te fotograferen. Ik heb een scherp beeld op 15 cm met een diepte van 10. Ik merk GSM die op een stopcontact aan de muur liggen op te laden en het beeld geeft me een idee. Ik fotografeer de telefoon met de volle wachtzaal in de achtergrond. Het duurt wel even voor ik het beeld krijg dat ik wil en mijn foto geeft een kettingreactie van selfies tot gevolg. En zo ontmoet ik Bhoomi… via een foto. De telefoon is van een oudere man in deze wachtzaal en ik kan hem volledig begrijpen dat hij mijn foto over zijn telefoon niet begrijpt. Ik vertel ook helemaal niet mijn verhaal van mijn kapotte lens, maar eerder de bevreemding van dit beeld. Al die telefoons aan de muur, liggend op een stopcontact om op te laden. Dit zie je niet in België. Wij wachten trouwens ook geen uren in de nacht op een trein. Ik kan een gesprek met hem aanknopen via zijn dochter, die het Engels machtig is. «Jugar», weet de oude man me te vertellen. Het is waarschijnlijk allemaal niet zo legaal, maar iedereen in Indië trekt zijn plan, zo gaat het er hier uiteindelijk aan toe. Ik vraag me af of het Brusselse «en stoemelings» dit woord niet het beste evenaart. Ik ga dus vele malen op met iemand op een selfie. Zo kom ik ook in gesprek met Bhoomi, een meisje van 14, heel trots op haar Engels. Schuchter kwam ze op me af om een selfie te vragen. De moed kreeg ze toegestopt door haar vader. Ze wil reizen en ingenieur worden. En zo kom door ik het lange wachten op de trein.























































































































































































