Het liefst ben ik onderweg, en ik onderneem een treinreis van 20 uur lang. Ik wil weg uit Rajasthan. Ik was aangekomen in Jaisalmer, en zoals zoveel toeristen de woestijn ingetrokken. Ik zat op de vele dakterrasjes in al de gekleurde steden die ik bezocht. De vele tempels, de vele heilige mannen, de aapjes. De paden die toeristen belopen. Een paar keer kreeg ik het aan de stok met jongeren en oude hindoes. Een groep jongeren wou niet dat ik een bepaalde straat insloeg en een andere kant van de stad wou bezichtigen. Dreigend achtervolgden ze me met hun moto. Gelukkig was er daglicht, maar ik keerde toch op mijn passen terug. Een andere keer kreeg ik een heilige bloem in mijn handen gedrukt. Ik nam ze aan in mijn linkerhand en dat werd helemaal niet aanvaard. Een eenmaal werd ik bijna aangevallen aan een heilig meer. Ik weet zelf niet meer wat ik gedaan had, maar het is niet moeilijk om fanatieke heiligen uit hun schelp te halen. Het is allemaal een beetje hypocriet. Waarschijnlijk zijn ze wel gelovig, maar ze halen ook veel munt uit deze toeristische trekpleisters. Dit zijn anekdotes uit de vele mooie verhalen die ik hier mocht beleven. Maar ik ben hier niet alleen om deze show te zien en neem een volgende trein zo lang ik maar kan, richting Shattisgharth.
De landschappen, de kleuren, goudgeel, blauw, oranje trekken vredig aan mij voorbij. Door de ramen met tralies valt de winterse Indische zon. Vele mannen zitten op oude versleten banken, opgeslorpt door hun telefoons, sommigen slapen, sommigen spelen kaart. Bij het binnenrijden van de vele stations krijgen de geluiden van de steden de bovenhand. Leurders lopen af en aan. Bedelaars proberen ook hun deel te bekomen.
Mijn reis wordt halverwege onderbroken om op een aansluiting te wachten. Ik ben de enige buitenlander in dit station. Dit is een grote verandering sinds ik vertrokken ben uit Jaisalmer. Dit voelt goed en vreemd aan. De toeristen werden vervangen door Indische toeristen. Een politieagent verkleedt zich in het openbaar in deze wachtzaal. Een man zonder benen schuift over de grond en moet het opnemen tegen een hond om zijn banaan te beschermen en ondertussen stopt de mechanische stem geen ogenblik alle treininformatie af te ratelen. My I have you attention please…
De lens van mijn fototoestel breekt onderweg. Het kan niet meer scherpstellen. Hij blijft in macrostand steken. Soms door hard te schudden kan ik een andere focale lengte krijgen. Eerst word ik er zot van, maar al snel laat ik het aan mij voorbij gaan en probeer ik op een andere manier te fotograferen. Ik heb een scherp beeld op 15 cm met een diepte van 10. Ik merk GSM die op een stopcontact aan de muur liggen op te laden en het beeld geeft me een idee. Ik fotografeer de telefoon met de volle wachtzaal in de achtergrond. Het duurt wel even voor ik het beeld krijg dat ik wil en mijn foto geeft een kettingreactie van selfies tot gevolg. En zo ontmoet ik Bhoomi… via een foto. De telefoon is van een oudere man in deze wachtzaal en ik kan hem volledig begrijpen dat hij mijn foto over zijn telefoon niet begrijpt. Ik vertel ook helemaal niet mijn verhaal van mijn kapotte lens, maar eerder de bevreemding van dit beeld. Al die telefoons aan de muur, liggend op een stopcontact om op te laden. Dit zie je niet in België. Wij wachten trouwens ook geen uren in de nacht op een trein. Ik kan een gesprek met hem aanknopen via zijn dochter, die het Engels machtig is. «Jugar», weet de oude man me te vertellen. Het is waarschijnlijk allemaal niet zo legaal, maar iedereen in Indië trekt zijn plan, zo gaat het er hier uiteindelijk aan toe. Ik vraag me af of het Brusselse «en stoemelings» dit woord niet het beste evenaart. Ik ga dus vele malen op met iemand op een selfie. Zo kom ik ook in gesprek met Bhoomi, een meisje van 14, heel trots op haar Engels. Schuchter kwam ze op me af om een selfie te vragen. De moed kreeg ze toegestopt door haar vader. Ze wil reizen en ingenieur worden. En zo kom door ik het lange wachten op de trein.