06 – Shining Monkey

Plotseling besef ik dat er hier geen bus meer vertrekt naar de stad waar ik verblijf. Ik ben in Chitrakot, een filmisch decor met een waterval. Ik zit op een van de vele straatstalletjes en vind tijd om te schrijven onder de nieuwsgierige blik van een jongetje dat net van school terugkomt. Ik vraag of er nog een bus komt, en ze schudden nee. Ik ben niet zeker wat ze bedoelen. Opeens hoor ik een bus vertrekken en vliegensvlug raap ik mijn spullen bijeen om de bus achterna te rennen. Ik stap in, maar iets verderop moet ik uitstappen. Deze bus gaat helemaal niet mijn kant op.

Nu wordt het me echt duidelijk: er is geen bus meer terug. Op deze plek is ook geen overnachting mogelijk. Plotseling komt het schooljongetje op me af. Hij brengt me mijn fototas met al mijn fotomateriaal en schrijfsels. Dat was ik in mijn haast vergeten in het straatstalletje. Ik besef mijn grote geluk maar weer eens. Uit het niets komt een jonge man op me af en biedt me een lift aan met zijn grote jeep. Mijn zoektocht om de stad te bereiken is hier niet onopgemerkt gebleven en, zonder dat ik het zelf besefte, was het nieuws al de ronde gaan doen. Een grote chaos aan de buitenkant, maar bijzonder georganiseerd. Chaos is nooit chaos vanuit het standpunt van de wanorde.

Het India dat ik ontdek, heeft veel weg van een pretpark. Hoe anders kan ik India bekijken met zijn vijfduizend goden, waarvan er één een Shining Monkey God is, met zijn eigen ‘monkey’-tempel? Of slapende heilige mannen die vanuit hun liggende houding op de grond een aalmoes vragen voor een foto met een Holy Man? Dit land heeft een pensioen opgestart om oude, heilige koeien op te vangen, maar vrouwen dragen de lasten van zwaar, heet asfalt op hun hoofd. Het kastensysteem is hier nog een traditie, maar daar merk ik weinig van.

Ik loop een bioscoop binnen om Tiger, de film van het jaar, te zien. Het publiek beleeft de film volledig, roepend en gillend. En als India verheerlijkt wordt, voel je het nationale gevoel bij het publiek.

In India heb ik vaak over eerlijkheid gesproken. Toch denk ik niet dat ze echt zulke bedriegers zijn zoals ze zelf beweren, omdat vreemdelingen hun dat steeds voorhouden. Ze proberen ook maar te overleven. Het is hun manier van handelen. Ze spelen en ik speel mee. Dat maakt mijn reis een stuk aangenamer.

Ze kijken je strak aan met hun gitzwarte ogen. Ze staren zoals de zon met een loep een bos hout zou doen ontbranden. Dan glimlach ik naar hen en soms glimlachen ze terug. Maar soms ook niet, zoals de vrouwen en mannen die ik in verlaten gebieden tegenkwam in Shattisgharth. Ze spelen en ik speel mee.

De watervallen van Jopalpur. Het is momenteel het droge seizoen. Hoe zou deze streek er tijdens het regenseizoen uitzien? Groen, vochtig, kleurrijker?

Ik strand in Kutry. Mijn bestemming was het krokodillenpark, maar de politie houdt ons tegen. Terroristen zouden de streek onveilig maken. Ik probeer meer te weten te komen, maar dat lukt me niet. Het park is ontoegankelijk.

Ik wandel door het tropische woud van Kutry. De grond is droog en rood, alsof ik op een ader van de wereld loop, dicht bij zijn hart. Ik loop een dorpje binnen. De gekleurde, groen-blauwe huizen strelen mijn oog. Ik doe iets vreemds: ik ga onder een boompje in het dorp zitten en begin te schrijven. Was hier een terrasje geweest, dan had ik me daar zeker neergevlijd.

Eerst wordt er een man op me afgestuurd om te zien wat ik hier kom doen. De bewoners hadden al argwanend naar me gekeken toen ik door hun aarden straten langs hun huizen liep. Heel langzaam komen de anderen dichterbij. Ik leer twee kinderen jongleren.

Zelfs de koeien verkleden zich hier. In Hyderabad kan ik niet omkijken naar de vele van kop tot teen gesluierde vrouwen. De kleuren op de gewaden van de vrouwen maken hier plaats voor zwart. Een bizar gevoel in een toch gekleurde stad. Af en toe voel ik dat vrouwen vanonder hun sluier naar me staren, en ik vind dat niet eerlijk. Waarom mogen zij mij aanstaren en ik hen niet?