Kunnen we in de verkeerde stad terechtkomen? Kunnen we de verkeerde mensen tegenkomen? De ijskoude nachttrein door Rajasthan, met zijn boerende, zuchtende, scheten latende bewoners, heeft me onderkoeld. Kinderen die huilen en zingen, venters van chai, veters, ritsen en muziek. Het liefst ben ik onderweg, in een wereld van momenten – momenten die nooit terugkeren, eenzame, zeldzame gebeurtenissen. Een moment past zich nooit aan; je komt erin terecht, zonder na te denken. Terwijl je je kunt afvragen waarom of hoe je erin terechtkomt, is het moment er gewoon.
“No pictures!” roept een man me kwaad toe. Ik fotografeer het belabberde plafond van de bus die me naar mijn volgende bestemming brengt. “Yes, you can,” zegt een jonge man, geërgerd door het gedrag van de ander. Even later steekt de ‘no picture’-man een sigaret op. De jonge man vraagt heel moedig of hij wil stoppen. Dat wordt eerst geweigerd, maar dan roept hij “no smoking!”, waarop de man stopt.
Ik heb een busrit van zeven uur achter de rug en merk dat ik de verkeerde richting uit ben gegaan. Dit is niet de bestemming die ik voor ogen had.
Pas als ik na zeven uur bus Jaipur binnenrijd, besef ik dat ik niet, zoals gepland, in de blauwe stad Jodhpur ben. In mijn haast om de aansluiting te halen, heb ik het kleine verschil in stadsnamen niet opgemerkt. Ik rij de ‘Pink City’ binnen en ontmoet Howard.
Hier begint een verhaal over vertrouwen. Howard stelt voor me te helpen. Hij heeft mijn verwondering opgemerkt en belooft me te helpen een ticket naar Jodhpur te vinden. Maar eerst koopt hij bier voor mij en whisky voor zichzelf. Waarom ook niet? We stappen een vuile illegale bar binnen. Het is laat en ik wil een hotel en een treinticket naar Jodhpur. Deze stad is me te groot en te druk.
Howard vindt al snel iemand die kan helpen. Blijkbaar is het station gesloten en ze rijden me naar een reisbureau, waar ze me een ticket aanbieden voor 800 roepies, uitgeprint op een A4’tje. Die prijs lijkt me overdreven en ik vraag om me terug naar het station te brengen. Ik ga zelf wel op zoek naar een ticket, maar ze rijden me naar een hotel en blijven aandringen om het ticket te kopen. Ik weet niet waar ik ben in deze stad. De buurt ziet er nogal ruig uit. Hoe kan ik weten dat dit een officieel ticket is? Een A4’tje zomaar afgedrukt? Al snel sta ik met een tweetal verkopers te discussiëren, terwijl Howard aan de kant toekijkt. Ik begrijp niet waar al die mensen zich plotseling mee bemoeien.
Uiteindelijk stellen ze voor om me naar het station te rijden. Een kleine schrik bevangt me als ik besef dat ik mijn rugzak heb achtergelaten en het kaartje met het adres van het hotel niet echt gecontroleerd heb. Ik wilde geen westerse achterdocht laten blijken. De beleving wordt vreemder en vreemder als blijkt dat het station toch open is en het ticket echt, maar viermaal duurder dan een officieel ticket. Ik laat de verkoper weten dat ik het ticket niet wil, waarop hij geërgerd wegloopt.
En daar sta ik dan, in Jaipur, zonder mijn rugzak en zonder te weten waar mijn hotel zich bevindt. Gelukkig heb ik nog mijn paspoort, mijn bankkaart en mijn zo beminde fototoestel. Ach, de rest kan ik hier wel terugkopen. Maar de moeite die ze doen om mij dit ticket te verkopen is ongelofelijk. Plotseling verschijnt uit het niets mijn begeleider, die me terugbrengt naar Howard in het hotel. Ik betaal wel 300 roepies voor mijn ticket; ze hebben er trouwens voor gewerkt.
Ik vertrouwde Howard en, een beetje ontgoocheld, zoek ik hem op in zijn kamer. We drinken samen in deze trieste omgeving. Hij wil weg uit dit land. Als christen wordt hij hier niet goed behandeld. Ik drink bier, hij drinkt whisky – hij drinkt veel. Waarom wilde hij me helpen? Waarom kocht hij me bier? Waarom al die moeite, terwijl ik vanaf het begin aangaf dat ik nattigheid voelde? Hij lijkt me geen boef. Ik begrijp niet alle details. Was ik naïef?
— Als christenen moeten we elkaar helpen, legt hij me uit. En morgen heb ik een belangrijk examen dat er misschien voor zorgt dat ik het land kan verlaten. Door jou te helpen, zal God mij helpen. Hij wil weg uit India; hier is geen godsdienstvrijheid, zoals ze beweren. Hij moet hier weg en wordt alsmaar dronkener. Hij is verliefd op een hindoemeisje, maar dat kan hier niet. Het maakt hem kwaad. India is corrupt, hij wil hier weg. Hij is 33. Toch blijf ik twijfelen. Hij heeft morgenochtend een belangrijk examen en drinkt zich te pletter. Hij lijkt, zoals zovelen hier, alleen maar te overleven.
Hier zal ik een dekentje kopen voor mijn volgende treinreizen. Geen tweede onderkoelde treinreis meer voor mij. Vanaf hier trek ik verder door het toeristische Rajasthan, tot in de woestijn.
Het liefst ben ik onderweg.








