08 – Aiswarya

Hoe vind je je weg in een land zonder busnummers, zonder straatnamen, zonder huisnummers, zonder…? Dit is het land van no time, no name, no problem.

Halverwege mijn reis bedenk ik dat het fijn zou zijn om ook in België een nomadisch leven te leiden: rondtrekken bij vrienden en van daaruit werken, meer tijd met Louka besteden. Louka vroeg me ooit, tijdens een reis: “Wie ga je als eerste contacteren als je terugkomt?”

Een lange bus- en treinreis brengen me in Mysore. Hier hou ik even halt. Misschien overnacht ik hier wel, maar uiteindelijk doe ik het niet. Ik kan vanavond een bus nemen naar Kochi (Alleppey bleek op dit uur niet meer bereikbaar). Achteraf gezien ben ik blij met mijn bestemming. Ik laat de gele koeien, het gigantische paleis en het tempelbezoek achter me in Mysore en vertrek verder per bus, alsof een zekere onbevredigdheid me beheerst. Verder en verder naar het zuiden. Ik heb ongeveer het hele land doorgereisd.

Als de bus door een gigantisch woud rijdt, vraagt de chauffeur me vooraan plaats te nemen. Als enige buitenlander in deze bus krijg ik het voorrecht het woud in het donker vanaf de eerste rij te bewonderen. Dit gebeurt op een vreemde manier: plotseling komt de busbegeleider me halen en zegt dat ik mee moet komen naar voren, zodat ik het woud beter kan zien. Hun eenvoudige gebaar om deze schoonheid met mij te delen, raakt me.

Kochi is een aangenaam, koloniaal stadje aan zee. Toeristisch, want hier liggen de fameuze backwaters: binnenmeren en kanalen. Ik huur een scooter en wring me, zoals een Indiër, door het verkeer – wat vooral ’s nachts een inspanning is. Je moet je tussen de vele vrachtwagens en bussen wringen. In principe rijden ze links, maar niet altijd. Soms met drie naast elkaar, en als brommerrijder heb je het zwaar te verduren: een voorbijstekende bus op jouw rijbaan neemt gewoon de voorrang. Bovendien verbranden ze ’s nachts allerlei afval langs de weg, waardoor je niet alleen uitlaatgassen, maar ook chemische rook moet verduren.

Toch is het een aangename manier om de streek te verkennen. Ik ontdek een hindoeviering. Aiswarya, een negentienjarig meisje, is dolgelukkig en enthousiast als ze me opmerkt tijdens deze viering. Ik word uitgenodigd aan hun tafel om mee te eten. Ze wordt euforisch als ze ziet dat ik met mijn handen eet van een bord van bananenblad. Ik hou van hun gastvrijheid en hun eenvoudige geluksgevoel.