Ik wilde het eiland te voet doorkruisen. Niet langs de kust, maar door het binnenland, waar het groen zo dicht was dat het leek alsof je erin kon verdwijnen. Rastaman stelde voor om mee te gaan, met zijn zoon en zijn vrouw. We deden het. Een wandeling, niet lang, want het eiland was klein. Zijn zoon keek op naar Louka, wilde naast hem lopen, met hem praten, alsof Louka iets had wat hij zelf niet bezat. Louka, een beetje geërgerd, kreeg er een punthoofd van.
Na een maand op dit kleine eiland had ik alles gezien. Te lang, te beperkt – ik wilde verder. Maar de Seychellen bleken niet het paradijs van eilandhoppen dat ik me had voorgesteld. De afstanden tussen de eilanden waren veel groter dan ik dacht, en de prijzen van de veerboten absurd: vierhonderd euro per persoon voor een enkele rit. Te duur, te toeristisch. Dus ging ik op zoek naar alternatieven en ontdekte dat sommige goederenboten ook passagiers meenamen. Geen luxe, wel betaalbaar. Een schipper stemde toe ons mee te nemen.